
Jurisprudentie
AE8313
Datum uitspraak2002-09-04
Datum gepubliceerd2002-10-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 00/681 en 00/682
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-10-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 00/681 en 00/682
Statusgepubliceerd
Uitspraak
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Nrs.AWB 00/681 en 00/682 4 september 2002
18050 Elektriciteitswet 1998
Uitspraak in de zaken van:
Vereniging Particuliere Windturbine Exploitanten (Pawex), te Utrecht,
en
E-Connexion Project B.V., te Bunnik, appellanten,
gemachtigden: mr M.R. het Lam, advocaat te 's-Gravenhage en M.A.J. Kortenoever,
tegen
de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie (tot 1 augustus 2000: de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Electriciteitswet), te 's-Gravenhage, verweerder,
gemachtigden: mr E.J. Daalder, advocaat te 's-Gravenhage en ir A.W.R. Vrolijk.
1. De procedure
Op 11 augustus 2000 heeft het College van ieder van appellanten een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 17 juli 2000, kenmerk 00-016.
Op 4 januari 2001 heeft verweerder het College de op de zaken betrekking hebbende stukken doen toekomen. Verweerder heeft hierbij medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van een aantal nader aangeduide stukken.
Op 12 maart 2001 is in beide zaken een verweerschrift ingediend.
Bij beschikking van 2 mei 2002 heeft het College beslist de beperking van de kennisneming als door verweerder gevraagd gerechtvaardigd te achten.
Op 26 april 2002 is een aantal nadere stukken van verweerder door het College ontvangen.
Op 31 mei 2002 heeft het onderzoek ter zitting plaats gevonden. Partijen hebben hierbij, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, hun standpunten nader toegelicht.
2. De grondslag van het geschil
2.1 De Electriciteitswet 1998 (hierna ook: de E-wet 1998) luidde ten tijde van het bestreden besluit, voorzover hier van belang :
" Artikel 1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
o. programma-verantwoordelijkheid: de verantwoordelijkheid van afnemers, niet zijnde beschermde afnemers, en vergunninghouders om programma's met betrekking tot de productie, het transport en het verbruik van electriciteit op te stellen of te doen opstellen ten behoeve van de netbeheerders en zich met inachtneming van de voorwaarden, bedoeld in artikel 31, te gedragen overeenkomstig die programma's;
(…)
Artikel 31
1. De gezamenlijke netbeheerders zenden aan de directeur van de dienst een voorstel voor de voorwaarden met betrekking tot:
a. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het in werking hebben van de netten, het voorzien van een aansluiting op het net en het uitvoeren van transport van elektriciteit over het net,
b. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van elektriciteit en de uitwisseling van meetgegevens,
c. de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet enerzijds en afnemers en de overige netbeheerders anderzijds zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van de systeemdiensten,
d. (…)
e. (…)
f. de kwaliteitscriteria waaraan netbeheerders moeten voldoen met betrekking tot hun dienstverlening, welke in ieder geval betrekking hebben op te hanteren technische specificaties, het verhelpen van storingen in het transport van elektriciteit, de klantenservice en het voorzien in compensatie bij ernstige storingen.
2. In de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden in ieder geval de voorwaarden opgenomen met betrekking tot de progamma- verantwoordelijkheid (…).
Artikel 36
1. De directeur van de dienst stelt de tariefstructuren en voorwaarden vast (…)."
De SysteemCode, zoals vastgesteld bij besluit van 12 november 1999, bevat onder meer de volgende bepalingen:
" 3.4 Verplichting tot het uitoefenen van programma-
verantwoordelijkheid
3.4.1 Een programma-verantwoordelijke met een volledige erkenning is
jegens de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet steeds verplicht programma-verantwoordelijkheid uit te oefenen met betrekking tot de aansluitingen waarvoor hij in het aansluitingenregister op enig moment als programma-verantwoordelijke is vermeld.
(…)
3.6 Energieprogramma's
3.6.1 Een erkende programma-verantwoordelijke dient dagelijks vóór
9.30 uur of een door de gezamenlijke netbeheerders in onderling overleg te bepalen ander tijdstip bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een planning in van importen, exporten en transits van elektriciteit voor de volgende dag ("IET-planning"), die voortvloeien uit eerder verkregen toestemming van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet voor importen, exporten en transits voor meer dan één dag.
3.6.2 Uiterlijk een half uur na het tijdstip waarop de in 3.6.1 bedoelde
planning moet zijn ingediend bericht, de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aan de programma-verantwoordelijke welke in de planning opgenomen importen, exporten en transits hij, rekening houdend met de beschikbare capaciteit van de landsgrens-overschrijdende verbindingen voor de volgende dag heeft toegewezen en welke ruimte ten behoeve van de spotmarkt voor de volgende dag beschikbaar is op de landsgrensoverschrijdende verbindingen.
3.6.3 Indien de toewijzing, bedoeld in 3.6.2, niet overeenstemt met de
planning, bedoeld in 3.6.1, dient de programma-verantwoordelijke bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet vóór 12.00 uur op dezelfde dag een bijgestelde planning in.
3.6.4 Indien de IET-planning of bijgestelde IET-planning voor de volgende dag niet vóór het in 3.6.1 onderscheidenlijk 3.6.3 bedoelde tijdstip is ingediend, wijst de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geen capaciteit op landsgrens-overschrijdende verbindingen ten behoeve van de in die planning opgenomen transporten toe.
3.6.5 Een programma-verantwoordelijke met een volledige erkenning dient dagelijks vóór 12.00 uur bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet met betrekking tot aansluitingen waarvoor hij programma-verantwoordelijke is een energieprogramma in, waarin mede een IET-planning is opgenomen.
3.6.6 Een programma-verantwoordelijke met een handelserkenning dient
dagelijks vóór 12.00 bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een energieprogramma met betrekking tot
energietransacties voor de volgende dag in, waarin mede een IET-planning is opgenomen.
3.6.7 Voor zover in de in 3.6.5 en 3.6.6 bedoelde energieprogramma's
andere importen, exporten en transits zijn opgenomen dan de importen, exporten en transits die overeenkomstig 3.6.1 tot en met 3.6.4 zijn toegewezen, bericht de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet uiterlijk een half uur na het in 3.6.5 en 3.6.6 genoemde tijdstip welke van die importen, exporten en transits hij, rekening houdend met de beschikbare capaciteit van de landsgrensoverschrijdende verbindingen, heeft toegewezen.
3.6.8 In geval de toewijzing, bedoeld in 3.6.7, niet overeenstemt met het in 3.6.5 en 3.6.6 bedoelde energieprogramma, dient de programma-verantwoordelijke bij de netbeheerder van het landelijk
hoogspanningsnet vóór 14.00 uur een met betrekking tot de IET- planning bijgesteld energieprogramma in.
3.6.9 Artikel 3.6.4 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de
planning van de in 3.6.7 en 3.6.8 bedoelde importen, exporten en transits.
3.6.10 Indien een toewijzing van transportcapaciteit als bedoeld in 3.6.2 of 3.6.7 niet vóór 16.00 uur op dezelfde dag wordt bevestigd door de beheerder van dat deel van de desbetreffende landsgrensoverschrijdende verbinding dat niet in Nederland is gelegen, vervalt de toewijzing.
3.6.11 Zo spoedig mogelijk nadat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de programma-verantwoordelijke die het aangaat heeft ingelicht dat zich het in 3.6.10 bedoelde geval heeft voorgedaan, dient deze programma-verantwoordelijke een wijziging van het energieprogramma in waarin het vervallen van de
toewijzing is verwerkt en waarbij het bepaalde in 3.6.17 in acht is genomen.
3.6.12 De in 3.6.5 en 3.6.6 genoemde energieprogramma's behoeven de goedkeuring van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Behoudens bijzondere omstandigheden bericht de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet uiterlijk om 16.00 van de dag waarop het energieprogramma is ingediend aan de programma-verantwoordelijke of hij het ingediende energieprogramma goedkeurt.
3.6.13 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet onthoudt zijn
goedkeuring aan een energieprogramma, indien dat programma niet voldoet aan de eisen van interne en externe consistentie, waarbij wordt verstaan onder:
a. interne consistentie:
- indien het gaat om een programma-verantwoordelijke met een volledige erkenning: per programma-tijdseenheid zijn de afname, verkoop en export van energie enerzijds in evenwicht met de invoeding, inkoop en import van energie anderzijds;
- indien het gaat om een programma-verantwoordelijke met een handelserkenning: per programma-tijdseenheid zijn de verkoop en export van energie in evenwicht met de inkoop en import van energie,
b. externe consistentie: hetgeen per programma-tijdseenheid omtrent een energietransactie is vermeld, strookt met hetgeen omtrent diezelfde transactie is vermeld in het energieprogramma van enige andere erkende programma-verantwoordelijke.
3.6.14 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet onthoudt voorts zijn goedkeuring aan een energieprogramma, indien dat programma, gelet op de bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ingediende transportprognoses, de verwachting wettigt dat zich transportproblemen op de aankoppelingspunten met het landelijk hoogspanningsnet zullen voordoen.
3.6.15 Aanstonds nadat hij van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bericht heeft ontvangen dat goedkeuring aan zijn energieprogramma is onthouden, dient de programma-verantwoordelijke een verbeterd energieprogramma in, dat opnieuw de goedkeuring van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet behoeft.
3.6.16 Een goedgekeurd energieprogramma gaat in op 0.00 uur van de dag waarop het betrekking heeft.
3.6.17 In het in 3.6.11 bedoelde geval, of in geval van een annulering van importen, exporten of transits dient een programma-verantwoordelijke een wijziging op het energieprogramma in die zodanig is dat daardoor het evenwicht wordt hersteld dat door het vervallen van de toewijzing van capaciteit voor onderscheidenlijk de annulering van importen, exporten of transits verloren is gegaan.
3.6.18 In de volgende gevallen kan een programma-verantwoordelijke, met inachtneming van de eisen van interne en externe consistentie, een wijziging op een goedgekeurd energieprogramma indienen:
a. de programma-verantwoordelijke constateert of verwacht een netto-afname of -invoeding op de aansluitingen waarvoor hij programma-verantwoordelijke is die afwijkt van het energieprogramma en wenst dat programma zodanig te wijzigen dat de bedoelde afwijking zoveel mogelijk wordt teniet gedaan;
b. de programma-verantwoordelijke wenst om redenen van commerciële of contractuele aard de in het
energieprogramma opgenomen energietransacties te wijzigen.
3.6.19 Programmawijzigingen worden tenminste twee uur voor het beoogde tijdstip van ingang ingestuurd. Wijzigingen kunnen slechts ingaan op het in 3.6.16 genoemde tijdstip en vervolgens elk tweede hele klokuur daarna.
3.6.20 In afwijking van 3.6.19 kan een wijziging van een goedgekeurd energieprogramma op elk heel klokuur dat volgt op het moment van indiening ingaan wanneer de wijziging is ingegeven door:
a. een door de desbetreffende netbeheerder aan de erkende programma-verantwoordelijken en aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet als zodanig gemelde netstoring als gevolg waarvan de belasting van het
desbetreffende net met meer dan 25 MW afneemt;
b. een annulering van importen, exporten of transits door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, of door de beheerder van het in het buitenland gelegen deel van de desbetreffende landsgrensoverschrijdende verbinding,
vanwege transportproblemen met betrekking tot die verbinding.
3.6.21 Een programma-verantwoordelijke is aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geen kosten verschuldigd voor de behandeling van een energieprogramma en van programmawijzigingen tot een maximum van vijftienhonderd wijzigingen per kalenderjaar.
3.6.22 Met betrekking tot iedere programmawijziging waarmee het in 3.6.21 genoemde aantal in een kalenderjaar wordt overschreden, is de programma-verantwoordelijke aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een bedrag van EUR 200 ter zake van behandelingskosten verschuldigd.
(…)
3.9 Prijs van onbalans en restitutiemethode
(…)
3.9.5 Indien het door een programma-verantwoordelijke met volledige
erkenning ingediende energieprogramma voor de aansluitingen waarvoor hij programma-verantwoordelijke is, afwijkt van de op die aansluitingen daadwerkelijk afgenomen en ingevoede energie, wordt de ten belope van de afwijking aan het systeem onttrokken dan wel in het systeem ingevoede energie met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verrekend tegen een prijs per kWh, hierna te noemen de onbalansprijs.
3.9.6 Indien een programma-verantwoordelijke met een volledige
erkenning of met handelserkenning in zijn energieprogramma een energietransactie heeft opgenomen die niet strookt met hetgeen omtrent die transactie is opgenomen in het energieprogramma van een andere programma-verantwoordelijke en deze inconsistentie niet vóór het tijdstip van ingang van dat energieprogramma is weggenomen, wordt het aldus niet-verantwoorde deel van de energietransactie door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bij beide betrokken programma-verantwoordelijken in rekening gebracht tegen de onbalansprijs die behoort bij de van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet afgenomen energie.
3.9.7 De onbalansprijs bestaat uit:
a. een kWh-prijs waarvoor energie geacht wordt van de
netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet te zijn
afgenomen onderscheidenlijk aan deze netbeheerder te zijn geleverd ("energiecomponent");
b. een vast bedrag per kWh waarmee de prijs voor afname
wordt verhoogd en waarmee de prijs voor levering wordt
verlaagd ("prikkelcomponent").
(…)
3.9.15 Met betrekking tot de in 3.9.7, onderdeel b, genoemde prikkelcomponent geldt het in 3.9.16 tot en met 3.9.19 bepaalde.
3.9.16 De prikkelcomponent bedraagt ten minste EUR 0,001 per kWh.
3.9.17 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet kan de hoogte van de prikkelcomponent aanpassen, afhankelijk van de gebleken effectiviteit van de prikkel op de veroorzaking van onbalans, in
overleg met een representatieve vertegenwoordiging van de overige netbeheerders en een representatieve vertegenwoordiging van de programmaverantwoordelijken aanpassen, waarbij de systeemonbalans in de jaren 1997 en 1998 richtsnoer is.
3.9.18 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet beoordeelt iedere twee weken of grond bestaat voor een verhoging van de prikkelcomponent met inachtneming van de in 3.9.17 genoemde
richtsnoer. De prikkelcomponent wordt met niet meer dan EUR 0,005 per keer verhoogd, tenzij de ernst van de
onbalansveroorzaking naar het oordeel van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een verhoging met grotere stappen wenselijk maakt.
3.9.19 Onverminderd 3.9.16 beoordeelt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet eens per maand of grond bestaat tot een verlaging van de prikkelcomponent met inachtneming van de in
3.9.16 genoemde richtsnoer."
Bijlage 5 bij de Systeemcode houdt onder meer het volgende in:
" Bepaling van de omvang van de financiële zekerstelling, vereist voor het uitoefenen van programmaverantwoordelijkheid.
(…)
II Volledige erkenning
1. De omvang van de door een programma-verantwoordelijke met een
volledige erkenning te stellen zekerheid wordt afgeleid van
a. het hoogste netto-transactievolume in MWh van die programma-
verantwoordelijke met enige andere programma-verantwoordelijke
gedurende één etmaal, en;
b. de totale transportcapaciteit van de aansluitingen van afnemers, niet
zijnde beschermde afnemers, waarvoor hij programma-
verantwoordelijkheid draagt.
2. Het voor de programma-verantwoordelijke met een handelserkenning onder
I bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de vaststelling van het
onder II.1, onderdeel a, bedoelde element voor de bepaling van de omvang
van de te stellen zekerheid, behoudens dat de onder I.3 genoemde
vermenigvuldiging met de factor 2 niet wordt toegepast. Het resulterende
bedrag wordt onder II.7 aangeduid met de letter 'A'.
3. De transportcapaciteit, bedoeld onder II.1, onderdeel b, wordt bepaald aan
de hand van de opgave door de andere netbeheerders aan de netbeheerder
van het landelijk hoogspanningsnet, waarbij de andere netbeheerders per
programma-verantwoordelijke met een volledige erkenning eens per maand
aangeven hoeveel aansluitingen vallen in de klasse:
a. 2-10 MW;
b. 11-25 MW;
c. 26-50 MW;
d. groter dan 50 MW, met vermelding van de capaciteit per aansluiting in
deze klasse.
4. Per programma-verantwoordelijke wordt voor de onder II.3, onderdelen a-c,
genoemde klassen per klasse het aantal aansluitingen in die klasse
vermenigvuldigd met de laagste capaciteit van die klasse. Voor de onder
II.3, onderdeel d, genoemde klasse wordt uitgegaan van het totaal van de
feitelijke capaciteit van de aansluitingen in die klasse.
5. Het onder II.1, onder a, bedoelde element voor de bepaling van de omvang
van de door een programma-verantwoordelijke te stellen zekerheid is
gebaseerd op de overeenkomstig II.3 en II.4 bepaalde capaciteit voor die
programma-verantwoordelijke, vermenigvuldigd met 24, met een ondergrens van 50 MW.
6. Het onder II.5 bedoelde product wordt vermenigvuldigd met de gemiddelde
marktprijs van energie over een periode van drie maanden voorafgaand aan de bepaling van de omvang van de te stellen zekerheid. Het resulterende bedrag wordt onder II.8 aangeduid met de letter "B".
7. Indien en zolang de programma-verantwoordelijke met volledige erkenning
slechts de prikkelcomponent van de onbalansprijs verschuldigd is, wordt, in
afwijking van het onder II.6 bepaalde, het onder II.5 bedoelde product
vermenigvuldigd met het actuele bedrag van de prikkelcomponent, waarbij
evenwel geldt dat het bedrag van de te stellen zekerheid nooit lager wordt
gesteld dan EUR 25.000, ongeacht of de berekening volgens II.8 op een
lager bedrag uitkomt.
8. Het bedrag waarvoor de programma-verantwoordelijke met een volledige
erkenning zekerheid dient te stellen wordt vervolgens aldus bepaald:
a. indien geldt (2*A)>B, bedraagt het bedrag van de te stellen zekerheid:
2*A;
b. indien geldt (2*A)

